De kerk wordt gebouwd aan het einde van de 13e eeuw. In de Kroniek van Bloemhof wordt het stichtingsverhaal beschreven door de zogenoemde 'continuator' (=voortzetter; na Emo en Menko). Dit verhaal is waarschijnlijk in het laatste kwart van de 13e eeuw opgetekend. De bouw van het kerkje hangt volgens de kroniek samen met de Steenhuizerborg die waarschijnlijk ten zuiden van de huidige kerk heeft gestaan.
Volgens de overlevering heeft de rijke borgvrouw, weduwe Tyadeke (of Tjadeke), een belofte gedaan als haar enige zoon Menco (of Menko) ernstig ziek is. Zij belooft, dat, als haar zoon herstelt, zij een kapel zal gaan bouwen op haar landerijen en jaarlijks een som geld zal schenken om de priester van te kunnen betalen. Haar zoon herstelt, maar vervolgens komt ze haar belofte niet na. In plaats daarvan zoekt ze een huwelijkspartner voor Menco. Menco trouwt met Tete, de dochter van deken (c) Gayko van Loppersum, die aan haar vader (die dan ziek is) eigenlijk heeft beloofd om het klooster in te gaan. Menco sterft echter kort daarop als Tete zwanger is, waarop zij te vroeg bevalt en het kind overlijdt. Tete keert terug naar haar moeder Thialdis.
Kort daarop wordt ook Tete ongeneeslijk ziek en vererft voor haar dood haar deel van de bezittingen aan het klooster Bloemhof. Daarop breekt een ruzie uit over de nalatenschap van Menco tussen Tyadeke en Thialdis, die meent hierop aanspraak te kunnen maken. Daarop vaagt Tyadeke in 1280 toestemming aan de parochianen en priesters van de moederparochie Holwierde om de kapel alsnog bouwen als schenking aan het klooster Bloemhof van Wittewierum. Toestemming is nodig omdat de parochie Holwierde hierdoor een kwart van haar grondgebied en inkomsten verliest, namelijk Krewerd en Arwerd. Tyadeke wijdt de kerk aan de Heilige Maagd Maria. (Dit is overigens de enige vermelding van Maria als patroonheilige van de kerk.)
De abt van Bloemhof heeft volgens de overleving op de schenking gereageerd met ‘In nomine Jesu vivas et facias’, hetgeen wil zeggen ‘Dat u in de naam van Jezus mag leven en handelen’. Als stichtster krijgt Tyadeke het collatierecht (b), maar hiervan doet ze afstand ten gunste van het klooster.
Het waarschijnlijk niet helemaal op de werkelijkheid berustende verhaal vormt een voorbeeld van een hagiografie (a) met de stichtelijke boodschap aan gelovigen, dat God niet met zich en gedane beloften laat spotten en dat de leiding over een kerk na stichting dient te worden overgedragen aan de geestelijkheid.
Lees ook: De stichting van de kerk van Krewerd.
Noten:
Bron:
Vrij verteld uit de ‘Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum’, met een inleiding, editie en vertaling van H.P.H. Jansen en A. Janse. Uitgeverij Verloren te Hilversum, 1991.
Foto: ©Harm Hofman.
|